Blog 1 -
 Maatregelen Brandbeveiliging  thumbnail

Maatregelen Brandbeveiliging

Published Aug 01, 23
7 min read

Verdelers Brandwerende Deuren



ALL FIRE SECURITY

Risquons-Toutsteenweg 536, 7700 MOESKROEN
+32 (0)56 42 32 29
Klik hier voor meer

Als men op de uitgangs- en nooduitgangsdeuren van een inrichting een vergrendelingssysteem wenst aan te brengen dat van op een centrale plaats bediend kan worden, dient men het volgende in acht te nemen: De inhoud van artikel 52. 4 komt erop neer dat een toestand moet bereikt worden waarin, wanneer de lokalen bezet zijn, om het even wie (dit wil zeggen werknemers en publiek) de deuren die naar buiten leiden moet kunnen openen om, uiteraard wanneer het nodig is, andere personen en zichzelf in veiligheid te brengen en om de hulpdiensten door te laten.



De toelaatbaarheid van een van op afstand bediend vergrendelingssysteem op de deuren die in een inrichting naar buiten leiden, hangt dus af van het feit of, rekening gehouden met de plaatselijke omstandigheden, de bovenvermelde toestand gegarandeerd is - Brandblussers. Zo kan bijvoorbeeld, op plaatsen waar enkel personeel aanwezig is dat tot de betrokken inrichting behoort en dat bijgevolg vertrouwd moet zijn met de werklokalen, de uitgangswegen en met de door de werkgever verstrekte instructies, een deur met sleutel, opgehangen in een kastje in haar onmiddellijke nabijheid, een toestand scheppen die aan de voorschriften van artikel 52. Brand Noodplannen.

beantwoordt. Pictogrammes. Anderzijds zou een dergelijke oplossing volledig onverantwoord zijn op plaatsen waar personen, vreemd aan de inrichting (bijvoorbeeld het publiek in een dancing), vertoeven. Op deze plaatsen moeten die personen, op het ogenblik dat er een noodzaak ontstaat (bijvoorbeeld brand, ontploffing, paniek, onrust, stroomuitval) ingevolge dewelke zij de inrichting willen verlaten, de deuren die naar buiten leiden eigenhandig en ongehinderd kunnen openen.

Afstandsbediende vergrendelingssystemen op deuren die naar buiten leiden zijn slechts aanvaardbaar indien ten minste aan de volgende voorwaarden voldaan is: De grendelmechanismen moeten van het fail-safe type zijn, dit wil zeggen dat bij wegvallen van de netspanning of bij defect van een onderdeel, de deuren ontgrendeld zijn; Het gehele systeem moet zo opgevat zijn en functioneren dat het voortdurend zijn defecten opspoort en in geval van detectie van zulk een defect, de deuren ontgrendelt; De ontgrendeling moet voor alle deuren tegelijk gebeuren, en moet, behalve door bediening van in voldoende aantal en oordeelkundig geplaatste drukknoppen, eveneens bevolen kunnen worden door een automatische branddetectieinstallatie die beantwoordt aan de regels van goed vakmanschap.

Hiertoe verstrekt de werkgever aan zijn personeel de aangepaste onderrichtingen opdat, ondermeer, geen werknemer zich van zulk een plaats zou verwijderen alvorens hij door een collega voor die taak vervangen werd; Het systeem wordt telkens, alvorens publiek tot de inrichting toegelaten wordt, op zijn goede werking gecontroleerd. De criteria van het laatste lid van artikel 52.

moeten niet worden toegepast op de verdiepingen van gebouwen betrokken door een grootwarenhuis, die geen enkel verkooplokaal noch lokaal dat als warenopslagplaats dient, bevatten. Men onderscheidt de termen "waar gewoonlijk vertoeven" en "personen die ze moeten gebruiken" van elkaar, rekening houdend met het feit dat alle personen die in een bepaald lokaal vertoeven, niet altijd dat lokaal verlaten langs dezelfde uitgang. Verkoop Bovengrondse Hydranten.

Risico Analyse Ontstekingsbronnen

Iedere uitgangsweg moet niet noodzakelijk de ontruiming van al die personen mogelijk maken. De breedte van elke uitgangsweg moet dus berekend worden rekening houdend met het aantal personen die verondersteld worden een bepaalde uitgang te gebruiken. Bij de berekening van de ontruimingsbreedten van de verdiepingen van twee afzonderlijke gebouwen, dient er geen rekening te worden gehouden met de breedte van overdekte bruggetjes of van ondergrondse tunnels die de gebouwen met elkaar verbinden.

De opritten van de parkeerplaatsen voor voertuigen van grootwarenhuizen waarvan de helling groter is dan 10%, mogen niet in aanmerking worden genomen voor het berekenen van het aantal en de breedte van de uitgangswegen en van de trappen. veiligheidsverlichting. In het algemeen zijn die opritten van de parkeerplaatsen, zelfs wanneer hun helling kleiner is dan 10%, gevaarlijke uitgangen en het is af te raden ze in aanmerking te nemen.

Bij de bepaling van trapbreedten moet geen rekening gehouden worden met de wand-uitkraging gevormd door plinten, trapbomen en -leuningen en voetingen voor zover zij niet meer dan 0,1 m bedraagt en zij zich niet hoger dan 1 m boven de treden bevindt. Deze werkwijze is dan ook in overeenstemming met deze uiteengezet in: punt 4.

  1. van bijlage A bij het koninklijk besluit van 12 maart 1974 tot vaststelling van de veiligheidsnormen waaraan rustoorden voor bejaarden moeten voldoen; punt 4. 2.4. 2. van bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen; punt 5.

van Bijlage I "Terminologie van het Koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. Logischerwijze mag, waar de trapleuning met balusters op de treden bevestigd is, de trapbreedte bepaald worden door de breedte gemeten tot aan de binnenzijde van de leuning met 0,1 m te vermeerderen.

5.3. van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, zolang aan volgende voorwaarden tegelijk voldaan is: de ruimten stroomopwaarts en stroomafwaarts van deze systemen beschikken over voldoende toegangen en nooduitgangen die beantwoorden aan het geheel van de voorschriften van afdeling 3 betreffende het verzekeren van de snelle en veilige evacuatie van werknemers en alle personen aanwezig op de arbeidsplaats van boek III, titel 3, hoofdstuk III van de codex; de werkgever beschikt, in toepassing van de voorschriften van artikel III.3-13 van de codex, over een evacuatieplan.

Plaatsing Gasdetectiesystemen

heeft; hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat toegangscontrolesystemen vaak machines zijn in de zin van artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 mei 1995 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende machines, die derhalve aan de bepalingen van dit besluit moeten voldoen.

Hierbij is het vaak door elkaar gebruiken van de woorden "uitgangen" en "nooduitgangen" zonder belang. Een "uitgang" is automatisch te beschouwen als een "nooduitgang" wanneer hij nodig is om te voldoen aan de eisen gesteld door het geheel van de voorschriften van artikel 52 - . Naar onze contact pagina. 5. Het verbod automatische schuifdeuren te gebruiken in de gevallen voorzien door de artikelen 52.

en 52. 5.16. geldt niet voor automatische schuifdeuren die terzelfdertijd, onder een lichte druk, opengedraaid kunnen worden in de evacuatiezin (schuifdeuren vaak genoemd "anti-paniek" of "met paniekbeslag"). De Administratie beschouwt dergelijke deuren als deuren die opendraaien in de evacuatiezin, doch die terzelfdertijd over de mogelijkheid beschikken te schuiven. Wat de automatische schuifdeuren betreft die niet over het voordeel beschikken, beschreven in punt 2, die niet onmiddellijk buiten uitgeven en die evenmin van een evacuatieweg deel uitmaken, kan de mogelijkheid overwogen worden een afwijking toe te staan van de voorschriften van artikel 52.

Verdiepingen van grootwarenhuizen die door hoogteverschillen van het terrein aan de straatzijde gedeeltelijk een gelijkvloers en gedeeltelijk een bovenverdieping vormen, mogen als gelijkvloers worden beschouwd. Wat de grootwarenhuizen betreft, moet ten aanzien van artikel 52. 5 - .4. als "totale oppervlakte" worden beschouwd, de verkoopsoppervlakte vermeerderd met de oppervlakten die niet voor de verkoop werden gebruikt, zoals de lokalen die gebruikt worden voor het opslaan van goederen, de sociale lokalen, de kantoren, enz...

Deze regel geldt evenwel slechts als elke van deze verdiepingen gebruikt worden als verkoopruimte en derhalve voor het publiek toegankelijk zijn. Wordt één van deze verdiepingen uitsluitend gebruikt als warenopslagplaats en/of als technische ruimten, dan mag deze verdieping beschouwd worden als een "andere verdieping" in de zin van het laatste lid van artikel 52 - Brandbeveiliging Zwenkbare Brandhaspels.

In geen geval mag deze verdieping beschouwd worden als een kelderverdieping. Indien ten gevolge van grote niveauverschillen van het terrein de twee verdiepingen die rechtstreeks uitgeven op openbare wegen nog gescheiden zijn door andere verdiepingen, dan worden deze tussenliggende verdiepingen steeds beschouwd als "andere verdiepingen". De voorschriften van artikel 52.

Interventiedossier Voor Brandweer



betreffende de minimumbreedte zijn, benevens de uitzonderingen vermeld in dit artikel, evenmin van toepassing: op trappen of doorgangen die niet dienen voor de ontruiming van het gebouw; op deuren, gangen en trappen die ten aanzien van de voorschriften van de artikelen 52. 5.4. tot en met 52. 5.8. inzake aantal en totale breedte in overtal zijn - bent u geïnteresseerd in de prijs van prijs brandwerende poorten.

Een dergelijke oplossing zou niet alleen zinloos zijn maar zelfs de veiligheid schaden. Elke verdieping van een grootwarenhuis moet ten minste over twee afzonderlijke uitgangswegen beschikken, welke ook haar bestemming zij, haar oppervlakte of het aantal personen die er gewoonlijk of bij gelegenheid vertoeven. Dit geldt eveneens voor het gelijkvloers en de kelderverdiepingen - Nazicht Hydranten.

De term "afzonderlijke uitgangen" veronderstelt bovendien dat een begin van brand in de nabijheid van een uitgang de andere uitgang niet zal onbruikbaar maken - Opleiding Brandbestrijding. De uitgangen zijn "afzonderlijk" door hun ligging, niet door hun gebruiksvoorwaarden. De voorschriften van artikel 52. 7. zijn enkel van toepassing op stookplaatsen waarin een verwarmingsapparaat (of meerdere dergelijke toestellen) geplaatst is dat vooral gebruikt wordt voor de productie van warmte bestemd voor de verwarming van andere lokalen.

  1. worden beschouwd als in de koude-periode van het jaar meer dan 50% van de door het toestel voortgebrachte warmte gebruikt wordt voor lokaalverwarmingsdoeleinden. Het is uiteraard niet steeds eenvoudig de verhouding van de twee warmte-afgiften te bepalen. De bepalingen van artikel 52. 7.1. leggen de verplichting niet op de warmtegeneratoren in een stookplaats op te stellen.

Latest Posts

Stoma Prolaps Operatie

Published Dec 05, 24
7 min read